08
Oct
1. De afstand tussen de luchttoevoer en de uitlaat moet geschikt zijn
Houd een afstand van minimaal 3 meter tussen de uitlaatopening en de luchttoevoeropening om kortsluiting in de luchtstroom te voorkomen.
2. Kies de juiste demper
In principe ligt de fout in de luchtdrukbalans van het systeem binnen 10% -15%. Het is niet nodig om een regelklep te hebben, maar in feite is het erg moeilijk om de luchtdruk alleen aan te passen aan de maat van de luchtleiding. Daarom is het noodzakelijk om een regelklep voor het luchtvolume te installeren. Maak aanpassingen.
① De regelklep voor het luchtvolume moet bij de aftakking van de luchtleiding worden geïnstalleerd. Op de driewegaftakking kan een driewegregelklep worden geïnstalleerd of op de aftakking een regelklep.
②De lus die duidelijk ongunstig is, mag niet worden uitgerust met een regelklep om weerstandsverlies te verminderen.
③De vuurleidingsklep kan worden gebruikt om de regelklep te vervangen op de plaats waar de brandklep nodig is.
④De lamellenblaaspijp bij de luchtuitlaat moet de lamellen zijn met een regelklep. Als de vereiste niet hoog is, kan een blaaspijp met dubbele lamellen worden gebruikt en kan het luchtvolume worden aangepast door de hoek van de blaaspijp aan te passen.
⑤ Bij de inlaat voor verse lucht moet een klep worden geïnstalleerd die kan worden geopend en gesloten. In zeer koude gebieden moet een warmtebehoudende demper worden geïnstalleerd. Wanneer er automatische regeling is, moet een elektrische demper worden gebruikt.
In principe ligt de fout in de luchtdrukbalans van het systeem binnen 10% -15%. Het is niet nodig om een regelklep te hebben, maar in feite is het erg moeilijk om de luchtdruk alleen aan te passen aan de maat van de luchtleiding. Daarom is het noodzakelijk om een regelklep voor het luchtvolume te installeren. Maak aanpassingen.
① De regelklep voor het luchtvolume moet bij de aftakking van de luchtleiding worden geïnstalleerd. Op de driewegaftakking kan een driewegregelklep worden geïnstalleerd of op de aftakking een regelklep.
②De lus die duidelijk ongunstig is, mag niet worden uitgerust met een regelklep om weerstandsverlies te verminderen.
③De vuurleidingsklep kan worden gebruikt om de regelklep te vervangen op de plaats waar de brandklep nodig is.
④De lamellenblaaspijp bij de luchtuitlaat moet de lamellen zijn met een regelklep. Als de vereiste niet hoog is, kan een blaaspijp met dubbele lamellen worden gebruikt en kan het luchtvolume worden aangepast door de hoek van de blaaspijp aan te passen.
⑤ Bij de inlaat voor verse lucht moet een klep worden geïnstalleerd die kan worden geopend en gesloten. In zeer koude gebieden moet een warmtebehoudende demper worden geïnstalleerd. Wanneer er automatische regeling is, moet een elektrische demper worden gebruikt.
3. De lay-out van het kanaal:
① Om lokale weerstand te minimaliseren, dat wil zeggen, het aantal ellebogen, T-stukken en verloopstukken te verminderen
②De kromtestraal van het midden van de elleboog mag niet kleiner zijn dan de diameter of zijlengte van het kanaal, over het algemeen kan 1,25 keer de diameter of zijlengte worden gebruikt
③Om de afstelling van het luchtkanaalsysteem te vergemakkelijken, moeten voor en na het aftakpunt van de hoofdleiding drukmeetgaten worden gereserveerd. De afstand tussen het drukmeetgat en de voorste deelpijp moet groter zijn dan 5b (b is de lange zijde van het rechthoekige kanaal of de diameter van het ronde kanaal), en de afstand van de achterste deelpijp mag niet kleiner zijn dan 2b . Het leidinggedeelte waar de luchtstroom relatief stabiel is aan de uitlaat van de ventilator dient te worden gereserveerd voor drukmeetgaten.
① Om lokale weerstand te minimaliseren, dat wil zeggen, het aantal ellebogen, T-stukken en verloopstukken te verminderen
②De kromtestraal van het midden van de elleboog mag niet kleiner zijn dan de diameter of zijlengte van het kanaal, over het algemeen kan 1,25 keer de diameter of zijlengte worden gebruikt
③Om de afstelling van het luchtkanaalsysteem te vergemakkelijken, moeten voor en na het aftakpunt van de hoofdleiding drukmeetgaten worden gereserveerd. De afstand tussen het drukmeetgat en de voorste deelpijp moet groter zijn dan 5b (b is de lange zijde van het rechthoekige kanaal of de diameter van het ronde kanaal), en de afstand van de achterste deelpijp mag niet kleiner zijn dan 2b . Het leidinggedeelte waar de luchtstroom relatief stabiel is aan de uitlaat van de ventilator dient te worden gereserveerd voor drukmeetgaten.
4. Plaats van inlaat voor frisse lucht
① De luchtinlaat moet worden geplaatst op een plaats met relatief schone buitenlucht om de luchtkwaliteit te garanderen
②Het moet op de noordmuur worden geïnstalleerd, vermijd op het dak en de westmuur, en moet in de schaduw van het gebouw worden geïnstalleerd, zodat de buitenluchttemperatuur in de zomer kan worden verlaagd.
③De afstand tussen de onderkant van de luchtinlaat en de buitengrond mag niet minder zijn dan twee meter. Wanneer de luchtinlaat in een groen gebied is geplaatst, mag deze niet minder dan een meter zijn.
④ Het moet zo ver mogelijk aan de bovenwindse kant van de uitlaat worden geplaatst, en lager dan de uitlaat, en probeer een afstand van niet minder dan 10 meter aan te houden3
① De luchtinlaat moet worden geplaatst op een plaats met relatief schone buitenlucht om de luchtkwaliteit te garanderen
②Het moet op de noordmuur worden geïnstalleerd, vermijd op het dak en de westmuur, en moet in de schaduw van het gebouw worden geïnstalleerd, zodat de buitenluchttemperatuur in de zomer kan worden verlaagd.
③De afstand tussen de onderkant van de luchtinlaat en de buitengrond mag niet minder zijn dan twee meter. Wanneer de luchtinlaat in een groen gebied is geplaatst, mag deze niet minder dan een meter zijn.
④ Het moet zo ver mogelijk aan de bovenwindse kant van de uitlaat worden geplaatst, en lager dan de uitlaat, en probeer een afstand van niet minder dan 10 meter aan te houden3